de waterleiding geschiedenis

Water uit de duinen
Het GWL-terrein kent een waterleidinggeschiedenis die 150 jaar terug gaat. Deze begint in 1851 als het terrein wordt aangekocht door de Duinwatermaatschappij in verband met de aanleg van een 23 kilometer lange waterleiding tussen Vogelenzang in de Kennemerduinen en Amsterdam. Tot die tijd werd het drinkwater in Amsterdam nog aangevoerd via waterschuiten, maar die aanvoer was bij vorst te onzeker. De openbare distributie van leidingdrinkwater begon officieel op 12 december 1853 aan de fontein bij de Willemspoort (Haarlemmerpoort) tegen betaling van één cent per emmer. In de decennia daarna gingen echter steeds meer mensen steeds meer water gebruiken. De gemeente Amsterdam voorzag dit en besloot in 1896 de Duinwatermaatschappij over te nemen. De naam werd veranderd in Gemeentelijke Waterleidingen en in 1897 werd besloten tot de bouw van een groot waterreservoir annex pompstation op het terrein aan de Haarlemmerweg en Van Hallstraat, dat tot dan toe alleen werd gebruikt als opslagplaats van buizen en leidingen. Deze werd in 1900 in gebruik genomen.
De groei van de stad en de toenemende behoefte aan water maken echter al in 1923 een tweede ‘reinwaterkelder’ van 10.000 m3 nodig, terwijl in 1939 een derde reservoir in gebruik werd genomen. De reinwaterkelders waren in feite gigantische bergruimtes met water die fluctuaties in het consumptiegebruik in de stad moesten kunnen overbruggen. Hoe het watergebruik in deze periode toenam valt af te lezen aan de enorme uitbreiding van het aantal ‘closets’ tussen 1916 en 1937: deze namen toe van 52.000 naar 268.000. De naoorlogse stadsuitbreiding en de vraag naar nieuwe voorzieningen als douche en bad leidden in 1954 tenslotte tot de bouw van een vierde en laatste waterreservoir. Bijna een eeuw lang verdeelde het Waterleidingbedrijf van Amsterdam vanaf deze plek het zoete duinwater over de stad.

Het machinepompgebouw